na
de grote razzia van 30 september 1942
Drie
Joodse Alphenaren in Coselkampen vermoord
Op
woensdagochtend 30 september 1942 werden 40 Joodse Alphenaren door mannen van
de Grüne Polizei en Alphense politieagenten opgepakt en de volgende dag in Westerbork
ingeschreven. 30 van hen hoefden daar hun koffer niet eens uit te pakken, want
ze gingen de volgende dag al meteen op transport naar Auschwitz. Maar niet alle
30 kwamen de volgende dag op zaterdag 3 oktober in Auschwitz aan. Drie mannen
waren namelijk een paar uur eerder al uit de trein gehaald en als dwangarbeider
aan het werk gezet in wat later de Coselkampen genoemd werden.
Datzelfde
weekend hadden de Duitsers zich voorgenomen om alle werkkampen in het noorden
en oosten van het land leeg te halen en de Joodse arbeiders naar Westerbork
over te brengen. Dat gebeurde in de nacht van vrijdag 2 op zaterdag 3 oktober.
Ook de gezinnen van deze mannen werden thuis opgehaald en naar Westerbork
gebracht. Op 3 en 4 oktober reden er maar liefst elf overvolle transporten
vanuit diverse grote steden in het westen het kamp in. Twee dagen eerder nog
stopten de treinen op het niet meer gebruikte station Hooghalen en moesten de
passagiers de laatste vijf kilometer naar het kamp te voet afleggen. In
allerijl had men een aftakking van dat spoor aangelegd die middenin het kamp
uitkwam.
Westerbork
telde doorgaans zo’n 2.000 bewoners. In een paar dagen tijd steeg dat aantal
tot 15.000. Daar was het doorgangskamp echter niet op berekend. De meest
elementaire voorzieningen zoals voedsel, water, dekens, toiletten en
slaapplaatsen kwamen in het gedrang. Het was zaak om zo snel mogelijk zo veel
mogelijk mensen naar het oosten te deporteren. Alleen al om de druk op de
voorzieningen in het kamp te verminderen. In de maand oktober werden in negen
transporten bijna 12.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen naar Auschwitz
gedeporteerd.
Vroeg
in de ochtend van vrijdag 2 oktober vertrok het transport waarin de 30 Joodse
Alphenaren zaten. Tot maart 1943 werden de mensen nog in derdeklas
personenrijtuigen naar het oosten vervoerd. Deze vrijdag was de eerste dag
waarop het nieuwe spoor dat tot middenin het kamp was aangelegd gebruikt werd
voor een vertrekkende trein.
Na
de oorlog ging men ervan uit dat een treinreis naar Auschwitz en later naar
Sobibor drie dagen duurde. Communicatie met Polen waar de Duitse
vernietigings-kampen lagen was er toen nauwelijks en de Nederlandse overheid
moest toch officieel kunnen vaststellen wanneer iemand overleden was. Zonder
die overlijdensverklaring kwamen nabestaanden en betrokken overheidsinstanties
niet verder. Het transport dat op vrijdag 2 oktober ’s ochtends in alle vroegte
vertrok had 1.014 passagiers aan boord. De trein had dit keer geen drie dagen
nodig om zijn bestemming te bereiken, maar deed daar slechts één dag over. De
eerste officiële stop na het vertrek uit Westerbork was niet Auschwitz, maar
Cosel. Dit was een plaatsje in Opper-Silezië niet ver van Kattowitz en ongeveer
80 kilometer ten westen van Auschwitz. Tegenwoordig is het een voorstadje van
Kattowitz. Hier werden Flip van Dien, Nathan van Dien - neven van elkaar - en
Emanuel van Rhijn - zwager van Flip - uit de trein gehaald en van hun gezinnen
gescheiden. Nathan van Dien had met zijn vader Louis een manufacturenzaak aan
de Van Mandersloostraat, hoek Aarkade. Hij woonde met zijn vrouw Roosje Kroon
en zijn kinderen Sara en Isaäc boven de zaak. Flip werkte in het
verzekeringsbedrijf van zijn vader David en woonde met zijn vrouw Rozalina van
Rhijn en dochter Roosje in de Zaalbergstraat. Emanuel werkte voor hetzelfde
bedrijf en woonde met Jansje van Dien en dochter Eva boven het verzekeringskantoor
in de Hooftstraat. Emanuel en Rozalina waren broer en zus.
SS-Brigadeführer Albrecht Schmelt was Regierungspresident
van het district Oppeln, toen Heinrich Himmler hem eind 1940 benoemde tot ‘Sonderbeaufragte
für fremdvölkischen
Arbeitseinsatz in Oberschlezien’
(gevolmachtigde voor de inzet van
niet-Duitse arbeid in Opper-Silezië). Het werd zijn taak om goedschiks of
kwaadschiks voldoende arbeidskrachten te vinden om de immense Duitse
oorlogsproductie aan de gang te houden. Met zijn Zwangsarbeitslager für
Juden viel hij niet onder het WVHA, het economische bureau van de SS. Organisation
Schmelt was een onafhankelijke organisatie die alleen aan Heinrich Himmler
verantwoording verschuldigd was.
De
uitbreiding van de oorlog met de inval in Rusland in juni 1941 leidde weliswaar
tot een grotere vraag naar militair materiaal, maar er waren steeds minder
arbeiders om aan die vraag te voldoen. Zij waren namelijk opgeroepen om het
leger in te gaan.
Wie
moesten hun plaats in de Duitse fabrieken in gaan nemen? Aanvankelijk pakten de
Duitsers duizenden mannen en vrouwen op in Polen, Wit-Rusland en Oekraïne en
stuurden ze als dwangarbeiders naar Duitsland. Maar dat was nog steeds niet
voldoende om aan de toenemende vraag naar wapens en munitie ook maar enigszins
tegemoet te komen. Langzamerhand kwamen de nazi’s tot het inzicht dat ze
daarvoor ook het enorme arsenaal aan gevangenen konden inzetten. Dus ook Joodse
gevangenen en inwoners van de ghetto’s die inmiddels in heel Oost-Europa waren
opgericht. Op de Wannseeconferentie van 20 januari 1942 werd dat ‘Vernichtung
durch Arbeit’ genoemd. De Joden die konden werken moesten worden ingezet
tot ze er bij neervielen.
Schmelt
kon na zijn benoeming over meer dan 50.000 Silezische Joden beschikken. Deze
gevangenen verhuurde hij aan bedrijven die om arbeidskrachten zaten te
springen. Elke gevangene leverde de organisatie 3 to 6 Reichsmark per
dag op. Voor Schmelt was dat een heel aantrekkelijk verdienmodel. Rudolf Höss,
de kamp-commandant van Auschwitz-Birkenau, dat iets verderop lag, zag dit met
lede ogen aan en probeerde op alle mogelijke manieren de organisatie van
Schmelt te dwarsbomen. De dwangarbeiders die hij zelf zo goed kon gebruiken en
die hij ook voor veel geld aan bedrijven kon verhuren werden in Cosel voor zijn
neus weggekaapt. En hij kon daar niets tegen doen.
In
Silezië werd vooral gewerkt aan het wegen- en spoorwegennet. De nazi’s hadden
die verbindingen hard nodig om de essentiële grondstoffen waar Rusland zo rijk
aan was naar Duitsland te vervoeren. In Silezië waren honderden kampjes die
vaak op het terrein van de fabriek lagen of dichtbij de Reichsautobahn
of het spoor waaraan werd gewerkt. Schmelt kreeg toestemming om 10.000 extra
jongens en mannen uit de transporten die van uit Frankrijk, België en Nederland
naar Auschwitz reden te selecteren. Tussen 28 augustus en 10 december 1942
stopten de meeste van die treinen in Cosel en haalde Schmelt 9.600 mannen uit
de wagons. Achttien van die treinen kwamen uit Westerbork. De handlangers van
Schmelt selecteerden uit die Nederlandse transporten 3.400 mannen en jongens.
In totaal haalden ongeveer 875 mannen, waaronder 185 Nederlandse, het einde van
de oorlog en overleefden het harde, meedogenloze regime in de werkkampen.
Nadat
de trein na een vaak lange en vermoeiende reis op het station van Cosel tot
stilstand was gekomen, gingen de deuren open en klonk er luid geschreeuw dat
alle mannen tussen 15 en 50 jaar uit moesten stappen. Soms werden alle mannen
de trein uit gedreven en selecteerden medewerkers van Schmelt wie ze konden
gebruiken en wie niet. Of ze gingen zelf de trein in en pikten de mannen eruit
die ze nodig hadden. Het gebeurde dat hun plekken in de wagons werden ingenomen
door de dwangarbeiders die Schmelt’s organisatie kwijt moest, omdat ze te oud,
te zwak of te ziek waren geworden en die in Birkenau direct naar de gaskamer
zouden worden gestuurd. De deuren gingen weer dicht en de trein vol huilende en
jammerende vrouwen en kinderen reed verder naar zijn eindbestemming.
Opper-Silezië
lag erg gunstig voor de Duitse economie, omdat in de beginjaren van de oorlog
geallieerde vliegtuigen nog niet zo ver konden komen en de kampen en
werkplaatsen dus gevrijwaard bleven van allesverwoestende geallieerde
bombardementen. In heel Duitsland en in alle bezette gebieden waren meer dan
3.600 van dit soort kampjes. Het regime was overal even onmenselijk en de
levensomstandigheden waren net zo slecht als in de grote concentratiekampen.
De
bronnen die ik geraadpleegd heb wijken af, als het gaat om het aantal
geselecteerde mannen dat op zaterdag 3 oktober 1942 uit de trein werd gehaald. Tussenstation
Cosel beweert dat die dag 160 mannen dwangarbeiders werden toegevoegd aan Organisation
Schmelt. Vier van hen zouden de verschrikkingen van de kampen hebben
overleefd. Het Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager
Auschwitz-Birkenau 1939-1945 vermeldt dat op 3 oktober een transport uit
Nederland aankwam dat een dag eerder met 1014 mensen uit Westerbork was
vertrokken. Eenmaal aangekomen in Auschwitz werden 62 mensen geselecteerd voor
arbeid en ging de resterende groep van 652 direct naar de gaskamer. Dus ook de
26 Joodse Alphenaren. Dat zou betekenen dat er in Cosel 300 mannen uit de trein
zijn gehaald. In het verdere verhaal ga ik toch maar uit van het aantal 160,
omdat die bron de meeste informatie geeft.
Flip,
Nathan en Emanuel zagen hun vrouwen en kinderen vertrekken zonder dat ze
afscheid van hen hadden kunnen nemen.
Alle
geselecteerde 160 mannen uit het transport dat op 2 oktober uit Westerbork
vertrok werden naar een kamp gebracht dat Gogolin heette. Gogolin was een Durchgangslager
van waaruit de gevangenen over de andere kampen in de regio werden verdeeld.
In
het kamp moest iedereen een grote witte ster op de voor- en achterkant van hun
werkkleding dragen. Soms kregen de gevangenen in dit kamp alleen een dikke rode
streep menie op hun kleding om aan te geven dat het om Joden ging. In Gogolin
was het één grote bende, terwijl de kampleiding juist het woord ‘hygiëne’ hoog
in het vaandel had staan. Nieuwe gevangenen moesten na aankomst eerst alle
barakken schoonmaken. Ze kregen geen enkel schoonmaakmiddel en moesten daarvoor
hun pet of zakdoek gebruiken. Als het niet naar de zin van de kampleiding was,
werden de gevangenen urenlang onderworpen aan allerlei zware
gymnastiekoefeningen. Daarna werden ze opnieuw de barakken ingejaagd en konden
ze weer helemaal opnieuw beginnen. Een week na hun aankomst in Gogolin, op 10
oktober, werden de 160 mannen overgeplaatst naar Schoppinitz, iets ten oosten
van Kattowitz, om daar aan de Reichsautobahn van Breslau naar Gleiwitz
te gaan werken. Het kamp was nog niet eens afgebouwd, toen de mannen werden
binnengebracht. Wasgelegenheid en latrines waren er nog niet. De nieuwe
bewoners moesten zich wassen met regenwater en voor hun behoeften konden ze
eerst zelf een gat in de grond graven.
De
bewaking van die duizenden gevangenen in de honderden kampen bestond meestal
uit afgekeurde soldaten van de Wehrmacht of uit leden van de SA. Vaak deden zij
in wreedheid niet onder voor hun collega’s van de SS. Als de gevangenen aan het
werk waren, hielden werkmeesters en opzichters meestal toezicht. Ook deze
burgers leefden vaak hun sadisme uit op de weerloze gevangenen. In de kampen
waar aan het spoor - de Reichsbahn - gewerkt werd, hielden
spoorwegpolitie en ander spoorwegpersoneel de gevangenen in de gaten.
De
kampleiding van Schoppinitz was in het najaar van 1942 extreem wreed. Tijdens
het werk werd er hard opgetreden en het voedsel dat de gevangenen kregen was
lang niet voldoende om in leven te blijven. Honderden gevangenen stierven aan
ondervoeding, ziektes of werden voor straf naar Auschwitz doorgestuurd. Men
deed geen enkele moeite om de gevangenen in leven te houden. Een getuige meldde
dat van de 160 mannen die op 10 oktober 1942 in het kamp aankwamen er een jaar
later nog maar twaalf in leven waren. In het voorjaar van 1943 kwam er een
nieuwe kampleiding, waarna de situatie voor de gevangenen aanzienlijk
verbeterde.
Schoppinitz
lag in een hoek tussen twee spoorbanen in. Er kwamen regelmatig treinen voorbij
die hier moesten wachten. Soms kregen de dwangarbeiders brood toegeworpen door
de treinpassagiers. Dat waren Oekraïense mannen die als dwangarbeiders naar
Duitsland vervoerd werden. Er kwamen ook treinen voorbij vol Joden op weg naar
een vernietigingskamp. Die treinen waren hermetisch afgesloten en het enige dat
de gevangenen hoorden was het huilen en steunen van de slachtoffers.
De
dwangarbeiders moesten 60 tot 70 uur per week onder zware omstandigheden buiten
werken en kregen veel te weinig voedsel of verzorging om dat lang vol te kunnen
houden. Sommige gevangen probeerden de bittere kou te bestrijden door lege
cementzakken onder hun schamele kleding te stoppen. Maar als de bewakers dat
doorhadden, volgden zware straffen. Als er middenin de winter aan een spoorlijn
gewerkt werd, was het vaak zo koud dat de handen van de Joden aan de rails
bleven plakken en het vel eraf scheurde. En altijd werd er gedreigd met
Auschwitz. Iedereen wist inmiddels wat daar gebeurde.
Gevangenen
die ziek werden, te oud of te verzwakt waren om te werken, werden er bij
selecties uitgepikt, op vrachtwagens gezet en eindigden in de gaskamers van
Birkenau. In de periode van mei tot en met augustus 1942 werden bijna 35.000
mannen in Opper-Silezië door medewerkers van Schmelt geselecteerd voor de
gaskamer.
Emanuel
van Rhijn overleed op 30 juni 1943. Hoe Flip en Nathan er toen aan toe waren
weten we niet. Wat we wél weten is dat als je familie of vrienden in hetzelfde
kamp om je heen had, je de kracht kreeg om het nog even vol te houden. Het was
algemeen bekend dat de Nederlandse gevangenen niet waren opgewassen tegen het
harde regime en de vreselijke omstandigheden in de kampen en vaak als eersten
bezweken.
Op
2 november 1943 werd kamp Schoppinitz opgeheven en gingen de resterende 1.203
gevangenen per vrachtauto naar Auschwitz. Daar werden ze bij binnenkomst door
het kamporkest verwelkomd. Na selectie werden 896 van hen in de gaskamer van
Birkenau vermoord. De andere gevangenen gingen naar de quarantaine-afdeling van
waaruit in de weken daarna honderden gevangenen alsnog naar de gaskamers werden
gestuurd. De sterfdatum van Nathan van Dien is 31 oktober 1943; die van Flip
van Dien een dag later. Toevallig net één dag voor de opheffing van het kamp.
Dat roept natuurlijk de nodige vragen op. Waren ze al zo verzwakt dat ze een en
twee dagen voor de opheffing van het kamp stierven? Dat lijkt me heel
toevallig, als je de verschrikkingen in het kamp al meer dan een jaar hebt
overleefd. Maar als ze naar Auschwitz zijn gebracht, zouden we hun sterfdatum
niet weten. In Auschwitz werden de namen van de mensen die meteen na aankomst
de gaskamer in gingen namelijk niet genoteerd. Of zijn ze naar Auschwitz
gebracht en heeft de kampleiding van Schoppinitz een datum ingevuld, omdat ze
wisten dat Nathan en Flip in Auschwitz toch voor de gaskamer zouden worden
geselecteerd?
In
maart 1944 werd Schmelt met pensioen gestuurd en gingen de werkkampen over in
de handen van de SS. Het werden Aussenkommando’s van de grotere
concentratie-kampen Gross-Rosen en Auschwitz-Birkenau. Toen de Russen begin
1945 steeds verder oprukten richting Berlijn, werden de gevangenen in een
treurige stoet voortgedreven om ze uit handen van de Russen te houden. Tijdens
deze doden-marsen, die uit alle kampen in Oost-Europa op gang waren gekomen,
stierven nog eens duizenden mannen van uitputting of, als ze omvielen, door de
kogels van hun bewakers.
Albrecht
Schmelt moest eind 1944 voor een SS-tribunaal verschijnen op verdenking van
illegale verrijking. Hoe dat proces is afgelopen is niet bekend. Wel weten we
dat Schmelt aan het einde van de oorlog zelfmoord heeft gepleegd.
Toen
Nathan van Dien werd vermoord, was hij 30 jaar. Flip was 32 en Emanuel 38. Hun
vrouwen en kinderen werden op zaterdag 3 oktober 1942 meteen na aankomst in
Auschwitz-Birkenau naar de gaskamer gebracht.
Auteur: Kees
Visschedijk
Bronnen:
Danuta
Czech, Kalendarium der Ereignisse Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau
1939-1945, 1989
Herman
van Rens en Annelies Wilms, Tussenstation Cosel, 2020
Joods
Monument,
Cosel en de Organisation Schmelt door Herman van Rens
Lou
De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945