Gouwsluisseweg 81 - SHJVS

SHJVS
SHJVS
Ga naar de inhoud
Stolpersteine - Gouwsluisseweg nabij de molen

Abraham de Leeuw
Alphen aan den Rijn, 30 juni 1860 – Auschwitz, 5 oktober 1942
Judik de Leeuw-van Baarzel
Oudshoorn, 20 maart 1878 – Auschwitz, 5 oktober 1942

Kinderen:
Hartog de Leeuw
Alphen aan den Rijn, 14 april 1906 – Auschwitz, 30 september 1942
Hendrika de Leeuw
Alphen aan den Rijn, 16 mei 1910 – Auschwitz, 30 september 1942

Hier stond in de buurt een zomerhuisje waar Abraham (Bram) de Leeuw en zijn vrouw Judik de Leeuw-van Baarzel woonden met hun twee al wat oudere kinderen Hendrika (Rika) en Hartog. Bram was veehandelaar, Rika werkte bij Werneke Wonen in de Julianastraat en Hartog had een baan bij Boot Machinefabriek. Rika en Hartog moesten zich op 12 augustus 1942 met vijf anderen op het station van Alphen melden. Zij gingen vrij snel op transport naar Auschwitz en aangenomen wordt dat zij op 30 september van datzelfde jaar niet meer in leven waren. De baas van Rika, Jos Werneke, had haar een onderduikadres aangeboden, maar Rika was veel te bang dat ze dan voor haar ouders zouden komen en wees het aanbod af.
 
Jan Brasker werkte in die tijd ook bij Jos Werneke en herinnert zich:
 
 
‘Rika was niet bepaald op haar mondje gevallen. Ze was een bijdehante dame en kon soms behoorlijk pinnig zijn. Er waren momenten dat ze zelfs mijnheer Werneke de baas was. Voor mij was ze altijd even aardig en attent.
 
In die tijd waren de winkels tot acht uur ‘s avonds open. Aan het eind van de middag ging ik naar de bakker om vers brood te halen en dan bracht ik dat bij Rika’s moeder aan de Gouwsluisseweg. Mevrouw de Leeuw sneed het brood, deed er beleg op en gaf me de boterhammen weer mee voor Rika. Haar vader was bijna nooit thuis, want die liep de veemarkten af met zijn kalveren. Hij was al zo oud dat hij met een stok liep. Rika’s moeder was een lieve vrouw, maar ook erg nerveus. Ik denk dat ze bang was voor wat er toen allemaal in Duitsland gebeurde. Ik kan me herinneren dat ze tijdens de mobilisatieperiode verschillende keren tegen me zei: “Oh Jan, ze zitten ons weer achterna.” Ik weet nog dat ze dan de tranen in haar ogen had staan.
 
Later heb ik gehoord dat Rika vanuit het oosten een kaartje naar haar ouders had gestuurd waarop stond: “We moeten stenen bikken. Ik hoop dat u ook gauw komt.”’
 
 
Hartog was een bescheiden man die nooit vaak op de voorgrond trad. In tegenstelling tot zijn zus. Bram en Judik hadden nog een zoon, David. Die woonde met zijn gezin in Deventer. Zij overleefden de oorlog in de onderduik. Meijer de Leeuw, een neef van Rika en Hartog en kleinzoon van Bram en Judik kan zich die tijd nog heel goed herinneren.
 
 
‘Zij was niet alleen de knapste tante die we hadden, ze was ook de allerliefste. Tante Rika was een levenslustige vrouw die altijd vrolijk was. En ze had een gulle lach die je al van verre kon horen. Ze kwam regelmatig bij ons in Deventer, maar ook als we naar Alphen gingen was het altijd feest met haar. Ze ondernam dan van alles met ons. Zo nam ze ons ook eens mee naar het strand van Katwijk. In die tijd vonden we dat geweldige uitstapjes.’


Terug naar de inhoud